Je kind zit aan tafel te kleuren, maar zodra hij of zij buiten de lijntjes kleurt slaat de paniek toe. Het vel wordt verkreukeld of de stiften vliegen door de kamer: “Ik kan dit niet!”. Of misschien wil je kind helemaal niet eens beginnen aan iets nieuws – bang om het fout te doen. Dat soort momenten kunnen je als ouder best raken. Je ziet hoe hard je kind z’n best doet, maar ook hoe groot de angst is om te falen. En dat al op zo’n jonge leeftijd.
Kinderen van 4, 5 of 6 jaar kunnen last hebben van angst om het verkeerd te doen, ook al praten ze daar zelf meestal nog niet over. In dit artikel lees je hoe je faalangst bij jonge kinderen herkent, waar het vandaan komt en vooral wat je kunt doen om je kind te helpen.
Wil je meer achtergrondinformatie over faalangst in het algemeen? Lees dan ook: Faalangst bij kinderen – oorzaken, kenmerken en tips.
Wat is faalangst bij jonge kinderen precies?
Faalangst is de angst om te falen. Dat klinkt misschien simpel, maar bij jonge kinderen is het vaak nog niet zo duidelijk zichtbaar. Ze zeggen zelden letterlijk: “Ik ben bang om het fout te doen.” Faalangst ontstaat in specifieke situaties waarin je kind een taak moet doen, een prestatie moet leveren of beoordeeld wordt (of het gevoel heeft beoordeeld te worden).
Een kind met faalangst durft bijvoorbeeld geen nieuwe dingen te proberen, raakt gefrustreerd als iets niet meteen lukt of zegt bij voorbaat al dat hij/zij iets niet kan. De angst zit niet alleen in het hoofd, maar ook in het lichaam; buikpijn, trillen of huilen komen bijvoorbeeld vaak voor.
Op deze leeftijd draait faalangst vaak om heel basale dingen: een knutselwerkje dat moet lukken, een taakje dat ‘goed’ gedaan moet worden of een spelletje waarbij winnen belangrijk is voor je kind. Het zelfbeeld van jonge kinderen is nog volop in ontwikkeling.
Een beetje spanning en onzekerheid is heel normaal. Het hoort bij leren en ontwikkelen. Maar bij faalangst is die spanning zo groot dat het kind blokkeert, vermijdt of zichzelf voortdurend afwijst. En dan staat dat het leren juist in de weg.
Symptomen van faalangst bij jonge kinderen
Faalangst bij jonge kinderen ziet er anders uit dan bij oudere kinderen of volwassenen. Ze kunnen hun gevoelens nog niet goed verwoorden, dus uit het zich vooral indirect in gedrag. Hieronder een aantal signalen die kunnen wijzen op faalangst:
Gedragssignalen
- Vermijden: je kind wil niet beginnen aan een taakje of spelletje, zeker niet als het nieuw of lastig lijkt.
- Uitbarstingen: huilen, schreeuwen of boos worden als iets niet lukt.
- Opgeven voordat ze begonnen zijn: “Ik kan dat toch niet.”
- Perfectionisme: je kind wil alles perfect doen en raakt overstuur van een klein foutje.
- Steeds bevestiging zoeken: “Is dit goed zo?”, “Heb ik het goed gedaan?”
- Negatief over zichzelf praten: “Ik ben dom”, “Ik ben niet goed in knutselen/tekenen/spelletjes.”
- Terugtrekken: je kind durft niet mee te doen in de groep, of zegt niks of trekt zich terug uit het contact met anderen.
Lichamelijke signalen
- Buikpijn of hoofdpijn (vooral voor school of bij spannende activiteiten).
- Moe of snel huilerig zijn zonder duidelijke aanleiding.
Let op: één of twee van deze symptomen van faalangst betekent niet meteen dat je kind faalangst heeft. Er is pas sprake van faalangst als je bij je kind meerdere symptomen herkent over een langere periode (paar weken of maanden) en deze zijn/haar dagelijks leven echt negatief beïnvloeden. Maar ook dan moet je voorzichtig zijn om je kind faalangstig te noemen, want jonge kinderen zijn nog volop in ontwikkeling en dan helpt zo’n label niet altijd. Wat wel helpt, is om je als ouder bewust te zijn van deze symptomen en alvast met onderstaande tips aan de slag te gaan. Zo voorkom je dat de faalangst ernstiger wordt en dat je kind negatieve faalangst ontwikkelt op latere leeftijd.
Faalangst bij kinderen van 4 jaar
Op vierjarige leeftijd ontdekken kinderen dat dingen ‘goed’ of ‘fout’ kunnen zijn. Dat kan spannend zijn. Een kind van 4 gaat voor het eerst naar school en er komen veel taakjes op hem/haar af. Je kind kan bijvoorbeeld weigeren een puzzel te maken of snel gaan huilen als iets niet lukt. Ook wil een kind van 4 vaak graag dingen zelf doen, ook al gaat dat niet snel of handig. Geef je kind toch de ruimte om dingen zelf te proberen.
Tip: Laat je kind ervaren dat fouten maken erbij hoort. Zeg bijvoorbeeld: “Wat fijn dat je het probeerde!” of “Weet je nog, dat lukte eerst ook niet en nu wel?” Maak samen lol over kleine mislukkingen.
Faalangst bij kinderen van 5 jaar
Vijfjarigen zijn zich vaak al iets bewuster van hun omgeving en beginnen zichzelf te vergelijken met anderen. Ze kunnen bang zijn om ‘dom’ gevonden te worden of om niet mee te kunnen doen. Ze vragen vaak om bevestiging: “Is dit goed zo?” of “Mag ik het zo doen?”. Dat betekent niet meteen dat je kind faalangstig is.
Tip: Vermijd het woord ‘goed’ of ‘fout’ en geef complimenten over het proces: “Wat een slimme manier om het aan te pakken.” En geef je kind de ruimte om zelf te ontdekken, zonder telkens in te grijpen of iets over te nemen.
Faalangst bij kinderen van 6 jaar
Zesjarigen maken vaak de overstap naar groep 3. Er komt dan veel op je kind af. De eisen op school worden hoger. Er zijn nieuwe regels, ze leren lezen en rekenen en dat kan overweldigend zijn. Een kind van 6 jaar kan dan uitspraken gaan doen als: “Ik ben dom” of “Ik kan dat niet”. Ze willen graag voldoen aan verwachtingen, maar durven soms niet te beginnen als iets moeilijk lijkt.
Tip: Help je kind om taken op te knippen in kleine stapjes. Vier elk stapje – ook als het eindresultaat er nog niet is. Introduceer de ‘nog-niet’-taal: “Je kunt het nog niet, maar je bent aan het leren.”
Oorzaak van faalangst bij jonge kinderen
Faalangst ontstaat niet zomaar. Er is meestal een combinatie van factoren die ervoor zorgt dat een kind spanning voelt om te falen. Hieronder lees je over de belangrijkste oorzaken voor faalangst bij jonge kinderen.
1. Aanleg of temperament
Sommige kinderen zijn van nature gevoeliger of perfectionistischer ingesteld. Ze willen graag alles ‘goed’ doen en zijn snel van slag als iets niet lukt. Dat zit in de aanleg van je kind. In de psychologie noemen we deze aanleg het temperament van het kind. Maar of je kind daadwerkelijk ook echt last krijgt van negatieve faalangst, hangt af van de interactie tussen het temperament en hoe de omgeving hierop reageert.
2. Ervaringen uit het verleden
Als een kind een keer is uitgelachen, negatief commentaar kreeg van een volwassene, of een andere faalervaring heeft meegemaakt, kan dat een negatieve invloed hebben op je kind. Als zoiets een keer voorkomt valt het vaak mee, maar als je kind herhaaldelijk negatieve ervaringen opdoet, dan kan je kind hierdoor faalangst ontwikkelen. Zeker wanneer je kind nog jong is, is zijn/haar zelfbeeld volop in ontwikkeling en kwetsbaar hiervoor.
3. Reacties uit de omgeving
Kinderen spiegelen zich aan hun ouders, leerkrachten en andere belangrijke volwassenen. Als de nadruk vaak ligt op goed presteren of als fouten meteen worden gecorrigeerd, kan dat je kind onzeker maken. Ook complimenten als “Wat ben jij slim!” kunnen onbedoeld faalangst aanwakkeren, omdat het kind denkt: ‘Ik moet dus altijd slim zijn‘.
Ook het voorbeeld dat jij jouw kind hierin geeft, speelt een rol. Leg jij de lat ook hoog voor jezelf en wil je geen fouten maken? Dan draag je dit (onbewust) over op je kind.
4. Vaste mindset
Veel jonge kinderen denken nog zwart-wit: “Ik kan dit wel” of “Ik kan dit niet.” Iets nieuws leren, zien ze nog niet als iets wat stap voor stap gaat. Hierdoor kunnen ze denken dat fouten maken betekent dat je dom bent, in plaats van dat het bij leren hoort. Dit noemen we een ‘vaste mindset’. Kinderen met een groeimindset leren juist dat oefenen helpt en fouten erbij horen.
Lees hier hoe je je kind leert om een groeimindset te ontwikkelen.
Leer je kind van jongs af aan een groeimindset aan, zo voorkom je faalangst.

Rian Meddens – Orthopedagoog Generalist
Omgaan met faalangst bij jonge kinderen
Als je kind faalangstig is, wil je je kind natuurlijk helpen. Maar hoe doe je dat op een manier die écht werkt? Bij jonge kinderen werkt praten nog niet zo goed, maar de manier waarop jij met je kind omgaat en een speelse aanpak kunnen een positief effect hebben. Hieronder vind je praktische tips om je kind op jonge leeftijd te begeleiden.
1. Benadruk het proces, niet het resultaat
Zeg liever: “Wat heb je goed nagedacht” of “Ik zie dat je het hebt geprobeerd” dan “Wat kun jij mooi kleuren.” Zo leer je je kind dat proberen belangrijker is dan slagen.
2. Laat zien dat fouten erbij horen
Maak zelf expres een foutje en lach er samen om. Zeg bijvoorbeeld: “Oeps, ik zette het glas op z’n kop – volgende keer beter!” Je kind leert zo dat fouten maken normaal is.
3. Gebruik groeitaal
Zeg niet: “Je bent er gewoon niet goed in,” maar: “Je bent nog aan het leren.” Eén krachtig woordje maakt al verschil: nog. Het helpt kinderen beseffen dat ze kunnen groeien. In het plaatje hieronder zie je hoe je in groeitaal tegen je kind kunt praten:

4. Doe het samen – en stap voor stap
Maak een moeilijk taakje kleiner. Bijvoorbeeld: in plaats van “Teken een leeuw,” begin je met “Zullen we samen een cirkel tekenen voor het hoofd?”. Stap voor stap een taak aanpakken haalt de druk eraf.
5. Geef ruimte voor faalpret
Kies eens een moment waarop het juist de bedoeling is dat het niet lukt. Bouw een toren die steeds omvalt of probeer gekke danspasjes die niemand kan. Zo koppel je proberen los van presteren.
6. Wat kun je beter niet doen?
De manier waarop jij met je kind omgaat, heeft veel invloed op het al dan niet ontwikkelen van negatieve faalangst. Overbescherming of juist het ophemelen van je kind, kunnen voor onzekerheid en faalangst bij jonge kinderen zorgen. Lees hier wat je dus beter niet kunt doen:
- Voorkom dat je alles oplost voor je kind. Als je kind zegt: “Ik kan dit niet,” is het verleidelijk om het over te nemen. Maar daardoor leert je kind niet omgaan met frustraties en ontneem je hem of haar de kans om te leren doorzetten. Laat je kind juist uitdagingen aangaan en iets zelf doen en proberen.
- Leg daarnaast ook niet te veel druk op je kind. Uitspraken zoals: “Kom op, je kan dit echt wel!” of “Doe niet zo moeilijk, jij kan dit zeker”, zijn goed bedoeld, maar vergroten vaak de druk.
- Tot slot is het straffen of corrigeren van fouten ook niet helpend. Kinderen die faalangstig zijn, hebben juist behoefte aan veiligheid en begrip. Straf of streng corrigeren kunnen de angst om fouten te maken versterken.
Het is niet altijd makkelijk om je kind te zien worstelen. Gelukkig kun je als ouder veel doen om faalangst bij jonge kinderen te voorkomen. Met geduld, humor en vertrouwen kun je je kind helpen om met kleine stapjes meer zelfvertrouwen op te bouwen.
Door ruimte te geven om fouten te maken, de lat niet te hoog te leggen en het leerproces centraal te stellen, help je je kind stap voor stap groeien. Niet door perfectie, maar door vertrouwen. Je kind hoeft het niet in één keer goed te doen én jij ook niet.
Wil je meer achtergrondinformatie over faalangst en hoe je daarmee omgaat op oudere leeftijden? Lees dan ook dit artikel: Faalangst bij kinderen – kenmerken en tips.
Bronnen bij dit artikel